Henk Willem van Dorp is bestuurder bij Van Dorp, een technische dienstverlener met 22 vestigingen in Nederland en enkele vestigingen in andere landen. ‘Voor morgen’, staat in het bedrijfslogo. Hoe geeft deze onderneming het maatschappelijk betrokken ondernemen vorm, ook met het oog op de toekomst?
Van Dorp – ‘trotse vader van vier zonen, nog trotsere opa van tien kleinkinderen, 41 jaar getrouwd’ – noemt zichzelf als ondernemer ‘rentmeester’. ‘Ons bedrijf, Van Dorp, is een echt familiebedrijf,’ vertelt hij. ‘Er werken 2.500 mensen, verdeeld over ons bedrijf in Nederland en een aantal bedrijven in andere landen. Via de Van Dorp Foundation steunen we projecten in Afrika, onder andere via Woord en Daad.’
Rentmeester, wat betekent dat voor u?
‘Ik pas een tijdje op het bedrijf, daarna mag ik het doorgeven aan de volgende generaties.
Als je vooroploopt in de maatschappij, is dat een erebaan. Dat doe je vooral dankzij de talenten die je van God gekregen hebt. Mijn ouders waren niet rijk, ik ben groot geworden in de kleren van mijn broers – waar overigens niets mis mee is, maar dat terzijde. Door ons grote bedrijf hebben we een zekere mate van welstand bereikt. Dat geeft een verantwoordelijkheid, waar ik heel bewust mee bezig ben.’
Hoe raakte u betrokken bij projecten in Afrika?
‘Toen ik me verdiepte in rijkdom en armoede, zag ik dat globaal 10 procent van de mensen rijk is. 10 procent is arm en 80 procent redt zich wel. Als de bovenste 10 procent de onderste 10 procent helpt, ziet de wereld er heel anders uit. Op dat moment behoorde Oeganda tot de armste landen ter wereld. Een vriend van ons had in Oeganda gewerkt en met hem heb ik een reis gemaakt. We besloten in dit land werkgelegenheid te creëren, daar hebben we per slot van rekening verstand van. Inmiddels hebben we er ook een onderneming.’
Wat zijn uw ervaringen met werkgeverschap in Afrika?
‘Het is in die context belangrijk je ambitieniveau bij te stellen. Ja, wat we doen is een druppel op de gloeiende plaat, maar daar is helemaal niks mis mee. In Oeganda, maar ook in bijvoorbeeld Slovenië en de Verenigde Arabische Emiraten, kunnen we het verschil maken in arbeidsomstandigheden. Wij verplichten onszelf om het wat dit betreft 20 procent beter te doen dan bedrijven in de omgeving, door een hoger salaris te bieden, een ziektekostenverzekering, waar nodig beschermende kleding. Je ziet dat dit een enorme invloed heeft, de norm wordt daardoor ook in de omgeving hoger.’
‘Overigens wordt er vaak gesproken over impact, ik heb wat moeite met dat woord. Lees de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan maar eens, daar staat nergens bij dat het impact moest hebben. Je moet je niet laten verblinden door alleen te kijken naar effectiviteit. Niet alles lukt altijd. Ook wij zijn met een aantal dingen te lang doorgegaan, omdat je mensen wilt helpen. Maar toch: er hebben mensen een periode van gegeten.’
Duurzaamheid neemt in uw bedrijfsvoering een grote plek in, las ik.
‘We zijn heel actief bezig om de CO2-voetafdruk van ons bedrijf te reduceren naar een acceptabel niveau. Ons ambitieniveau ligt op 1500 kg CO2 per medewerker per jaar, ten opzichte van 8000 kg per gemiddelde Nederlander. De helft van die uitstoot zou je kunnen toekennen aan werk. Daar hebben we dus een plan voor gemaakt. Ook maken we de gebouwen energiepositief, dat is tenslotte ons werk, dus onze eigen gebouwen zijn showcases. En we zijn bijna volledig over op elektrisch vervoer.’
‘Druppel op de gloeiende plaat? Daar is helemaal niks mis mee’
– Henk Willem van Dorp
Hoe kijkt u naar internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen?
‘Ik heb veel gesproken met Stieneke van der Graaf, voormalig Kamerlid. Zij heeft zich ingezet voor een wet rondom dit onderwerp.
Weet je: alle ondernemers die ik spreek zijn ervóór om netjes met mensen om te gaan. Ze zitten alleen niet te wachten op administratieve druk die de wereld niet verbetert.
Vaak wordt teveel naar regels gekeken en te weinig naar inhoud. Ik geloof in belonen van gewenst gedrag, bijvoorbeeld in de vorm van beperkte invoerheffingen.’
‘Ik noem het trouwens liever “maatschappelijk betrokken ondernemen”, dat heeft iets uitnodigends – “verantwoord” klinkt een beetje zuur. Het risico is dat mensen gaan meestribbelen, zoals wij dat in militaire dienst noemden: gewenst gedrag etaleren en in de praktijk niks doen. De sleutel is om een optocht te creëren waar mensen graag in willen meelopen. Mensen meekrijgen door hen eigenaar te maken en verantwoordelijkheid te geven. De kern is voor mij dat een werkgever verantwoordelijk is voor zijn werknemers. Of ze nu om de hoek wonen of een paar landen verderop.’